
GRIEKENLAND
Zondag 12 april:
Na een zeer behoorlijk ontbijt in het Anixi hotel in Delphi vertrokken we richting Peloponesis. We werden als het ware uitgewuifd door de bazin die ons bij het vertrek nog een zakje met twee flesjes Ouzo en een CD met mooie foto’s van de omgeving meegaf. Griekse gastvrijheid op zijn best. De weg leidde eerst naar Porto Germeno, een badplaats aan de golf van Korinte. Het weer was droog, blauwe hemel met wat wolkjes. Judith was van het bochtenwerk onderweg flink wagenziek. Gelukkig had Christel gezorgd voor plastic zakjes binnen handbereik. De bedoeling was om de ruïnes van Aïgosthenes te bezichtigen. Maar nergens enige aanwijzing, en onze GPS, die we ondertussen in ‘Bouboulina’ hadden omgedoopt, kent Aïgostenes ook niet. Bijna aan Porto Germeno gekomen zagen we wel een oud fort, ergens uit de vroege middeleeuwen, langs de weg. We reden dan maar verder langs de weg naar het volgende dorp, 10 km verder. Daar gaan vragen: we waren te ver, en moesten terug naar Porto Germeno. Maar de naftbak was ondertussen ook op rood, en het enige naftstation in de buurt was nog even 5 km verder rijden. Dus uiteindelijk 30 km om gereden, om via de bochtige wegen terug in Porto Germeno aan te komen, en daar te zien dat het waarschijnlijk toch die oude burcht was, die we zouden bezoeken. Een goed verscholen aanwijsbord gaf ons gelijk. Via een verlaten zandweggetje kwamen we aan de muren van de burcht. Deze was (als een acropolis – hoog gelegen stad) gebouwd op een hoge rots. Zeker geen oud-Griekse tempel, maar een tiende eeuwse burcht, nogal vervallen, maar met één toren mooi overeind, en een heel domein errond overgroeid met klaprozen en met verspreide stenen en stukken muur. En wat verder een klein orthodox kapelletje, met brandende kaarsen, veel iconen, en de iconostase achter gesloten deur (met ventstertjes die ons erachter lieten piepen) … het is hier Palmzondag! En meer naar beneden inderdaad in stenen vermoedelijk het grondplan van een oude Griekse tempel, die niet hoger meer kwam dan het gras dat er omheen groeide en met daar middenin, een ander Grieks (orthodox) kapelletje. Op de overblijfselen van vorige bouwwerken, worden nieuwe gezet … Het was toch een ontdekkingstocht die de moeite was. Onderweg zagen we in de verte hoe een herder zijn (honderden) schapen van de éne wei naar de andere liet lopen, door de dorpsstraat … een schouwspel dat wij niet meer kennen. Langs de weg staan soms elke honderd meter kapelletjes, miniatuurkerkjes eigenlijk, op een staaf geplant, met daarin een beeld van Christus, olie en gewijd water, soms een kaarsje dat brandt, en soms een beeld van de overledene die er herdacht wordt. We denken dat het aandenkens zijn aan mensen die daar overleden zijn. De Griekse wegen zijn niet van de veiligste! De weg naar Kaap Heraion was langer en bochtiger dan gedacht. Een paar idyllische kleine strandjes zouden ons bij zomerweer en wat meer tijd zeker bekoord hebben. Maar het uitzicht op Kaap Heraion zelf was de lange rit helemaal waard. Een kaap met ongeveer 270° rondom zee, onderaan rotsen, van een woeste schoonheid, en op de punt zelf een vuurtoren. Het zicht was enorm, we zagen in de verte aan één zijde de berkammen waarachter Delphi verscholen lag, en aan de andere zijde de nieuwe stad Korinthe, wat vaag door de mist en de afstand, en zelfs de smalle uitsnijding van de kustlijn voor het kanaal van Korinthe was te zien. En daartussen vonden we de ruïnes van het heiligdom van Hera. Bovenaan op het pleintje voor de vuurtoren was er een hele bus gepensioneerden die op aangeven van de groepsleider aan het turnen waren. Een gek zicht.
Het was ondertussen zo laat dat we beslisten het kanaal van Korinthe op de terugweg te doen twee dagen later, en Oud Korinthe de volgende dag te doen. De weg was beter, met een snelle autostrade, en onderweg naar Nafplio dachten we toch nog te proberen de archeologische vindplaats van Nemea aan te doen. Maar … hekken om 15 u gesloten (volgens de gids open tot 19 uur, maar daar trekken de Grieken zich niets van aan).
Dus kwamen we moe aan in Nafplio. Een havenstadje (in de 19e eeuw kort één van de hoofdsteden van het pas onafhankelijke Griekenland) met veel charme en toch wat allure. Het is gebouwd onder een grote rots waarop … de restanten van een machtig fort. En ons hotel, Pension Marianna, plakt als het ware hoog tegen die rots met zicht op de haven en de daken van de huisjes eronder. Het was er heel moeilijk parkeren en veel trappen doen, tot boven aan de receptie. Eén van de drie broers Zotos, de eigenaars, ontving ons hartelijk. De sympathieke dikkerd bracht ons naar onze twee appartementen (van 4 personen) … helemaal terug zeker 50 treden naar beneden. Grote ontgoocheling, want plots geen mooi zicht meer. Maar anderzijds waren de appartementen gezellige kleine ‘duplo’s’ met een beneden- en een bovenverdieping.
Met de hulp van de Trotter gids vonden we een paar straten verder, in een super gezellig smal winkelwandelstraatje een Grieks restaurantje waar we lekker aten.
Maandag 13 april.
Ontbijt boven in het ‘pension’ met een prachtig zicht op de stad en de haven en een vrachtschip dat kwam aanmeren. Lekker brood, zelfgemaakte appelsienenconfituur, een warm eitje, platte kaas, … meer moet een ontbijt niet hebben !? We vertrokken dan snel terug naar het noorden om Oud Korinthe te bekijken. Vlak voor de vindplaats passeerden we voor een huis met veel volk, allemaal sjiek gekleed, in het zwart, en met een lijkkist ergens buiten. Een begrafenis. Bij het wegrijden was er daar nog meer volk en een begrafeniswagen. De vindplaats van Oud Korinthe was indrukwekkend. Ruth-Marie had dit voorbereid en gaf ons wat achtergrondinformatie. De paar overgebleven Dorische zuilen van de tempel van Apollo deden een prachtige tempel vermoeden. En in het kleine museum waren veel gebruiksvoorwerpen, koperen spullen mozaieken en veel standbeelden met afgebroken neuzen en oren. Veel borsten, sterke benen en penissen in verschillende maten. Vanop de vindplaats van Oud Korinthe zagen we een rotsachtige berg een vijfhonderdtal meter boven alles uitsteken, waarop de Acrocorinth was: een versterkte burcht met enorme dikke muren, uit de Griekse oudheid, die de stad daar beneden moest verdedigen. Onderweg naar boven zagen we een vrouw, helemaal in het zwart, met hoofddoek, kruiken en bidons water vullen aan de ‘put’. Het was nog een hele beklimming, vanop de parking tot boven, op gladde stenen, tussen de overgroeide ruine’s met klaprozen en andere kleurrijke bloemen. En veel uitleg of bewegwijzering is er hier niet. We moeten het zelf uitzoeken. Het zicht van daarboven was weerom de moeite.
De vindplaats van Nemea, onze volgende stop, was iets rustiger. Enerzijds omdat er bijna geen toeristen waren, maar ook omdat deze veel beter georganiseerd was, met een mooi verzorgd pad, omheining, gazon … . De tempel van Zeus bijvoorbeeld, werd er met veel respect voor de eigenheid, gerestaureerd. De vindplaats was namelijk ‘in handen’ van een Amerikaanse archeologische school.
Als picnick stokbroden met sesamzaad erop en met Gouda kaas en Nutella choco!
De leeuwenpoort van Mycene, de volgende stop, dateert van de 17e – 18e eeuw voor Christus! Ongelooflijk dat dit er nog zo staat. Een ommuurde stad met muren van 14 meter breed! Oninneembaar in zijn tijd. Via een pad, met hier en daar een bordje met de naam op van wat er als gebouw zou gestaan hebben, konden we tussen het hoge onkruid de stenen en brokstukken zien van wat zo lang geleden het centrum van de Myceense beschaving was. En wat verder de ‘Tresure of Atreus’: een heel bijzonder bouwwerk: je waant je even op weg naar Egypte op een pad met aan weerskanten schuin oplopende muren die hoger worden naarmate je verder loopt, naar een 6 m brede muur-ingang toe. Dan stap je een gebouw binnen als een bijenkorf: rond, met een heel hoog op een punt uitlopend, donker, … een graftombe of had het een ander doel? En van buitenaf was het als een heuvel, volledig met grond en begroeiing bedekt. Het lijkt op een bergje en je zou er zo aan voorbijlopen.
Terug in Nafplio gedoucht, nog wat door de typische straatjes gewandeld, en na een wat tegenvallende maaltijd in een restaurantje vlakbij, niet te laat gaan slapen.
Dinsdag 14 april.
Weerom aangesterkt door het Grieks ontbijt, vertrokken we naar Tirijns, op slechts 3 km afstand, om er vooral de enorme muren van de oud-Griekse vesting te onthouden. De muren heten ‘cyclopisch’, omdat ze door cyclopen zouden gebouwd zijn: reuzen met maar één oog, die deze muren zouden hebben gezet, op vraag van de Griekse goden.
Dan een wat langere tocht naar Epidaurus. De bochten waren Judith ook hier weer te machtig en een paar extra geforceerde tussenstoppen waren nodig om haar te laten bekomen. En ook Anne-Sophie zou een Touristil pilletje tegen wagenziekte moeten nemen. We stopten eerst aan een kleine archeologische vindplaats in Oud Epidavros nabij de kust. Maar dat was niet dé plaats. De vindplaats van Epidavros was spijtig genoeg heel druk, met veel toeristen. Maar de schoonheid van het theater zal ons toch allemaal bijblijven. Een enorm theater, met plaats voor 14000 man, nog in zeer goede staat bewaard, en met een buitengewone akoustiek en een schitterende ligging, in het groen tussen de heuvels. Onze (vijf) meisjes zongen er een liedje, van op de scene, terwijl Nathan, Christel en Manu (en veel andere toeristen) vanop de tribune’s luisteren en applaudisseerden. De toezichter floot echter vrij snel met zijn fluitje dat ze moesten stoppen met zingen. Ruth-Marie deed het nadien nog eens solo over, … De verhoudingen en afmetingen van dit theater zijn echt wel geniaal.
Dan vertrokken we, in de regen, naar het kanaal van Korinthe. Eerst stopten we bij een eerste overzetplaats, aan de westzijde van het kanaal, waar wagens (geen kamions) over een metalen bruggetje de vijfentwintig meter van het kanaal konden overrijden. Wij stapten erover, maar de wachter deed ons teken dat we terug moesten, want dat hij de brug moest oplaten. Er kwam inderdaad een groot schip aan. Oplaten ? Nee, neerlaten! De brug, die een paar meter boven het waterniveau ‘hing’, werd neergelaten, in het water … nog nooit hadden wij zoiets gezien. Omwille van de regen bleven we niet kijken hoe het schip zich door de engte maneuvreerde, doch reden we naar de andere brug, ergens halfweg de lengte van het kanaal. Op die plaats keken we neer op 70 meter hoge wanden, steil naar beneden, met daaronder het kanaal, en het grote schip. Niet voor mensen met hoogtevrees. Van daar af was het autosnelweg. Na wat twijfel omwille van de regen, hebben we de tocht toch verdergezet naar Kaap Sounion, het uiterste zuidelijke puntje van Attika, het schiereiland waarop athene ligt. Bussen toeristen dringen rond de tempel, die zoals in de boekjes, prachtig contrasteert en zich verenigt met het blauw van de lucht, de zee en het witte schuim van de tegen de kliffen beukende golven. We maken als enigen nog een tocht tot het uiterste puntje van de klif. Waauw! Hier schieten woorden tekort. Meer nog dan vlak naast de tempel zelf, aanschouwen we de uniciteit van het geheel van tempel en natuur. Na het verlaten van de plek waar de god van de zee zijn heiligdommen had, nemen we de kustweg naar boven via de andere kant richting Varkiza. Onderweg stopt de fotograaf – bestuurder nog meermaals en vraagt de gids om aandacht om de tempel vanuit een ander perspectief te zien.
In Varkiza een hotelletje wat verder weg van het centrum, doch met een reuze grote 6 persoons appartement en een klein 2 persoons appartement wat verder voor de ouders. Pizza gaan halen en een taart, om al even Nathans verjaardag van de dag nadien, te vieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten